In deze aflevering duiken we in het belang van auditieve vaardigheden voor de leesontwikkeling bij kleuters. We bespreken hoe fonologisch en fonemisch bewustzijn de basis leggen voor lezen en welke praktische werkvormen effectief zijn. Met voorbeelden en inzichten uit de praktijk laten we zien hoe je als leraar of ouder het verschil kunt maken in de vroege geletterdheid.
About the podcast
Wanneer een leerling schoolrijp is begin je op school aan het werkelijk leren. Hierbij zijn de leerlingen bezig met taal om abstract te denken, woorden en zinnen na te kunnen zeggen of het laten omcirkelen van twee dezelfde dingen. Voor al deze activiteiten draagt de neurologische rijpheid plaats. Wanneer je deze dingen een leerling pas laat doen wanneer hij of zij leesrijp is komt de zwakke leerling erg te kort. Ontluikende geletterdheid van 0 tot 4 jaar: Kleuters worden onder invloed van hun omgeving ontwikkelt met taal. Dit gebeurt aan de hand van prentenboeken maar ook op indirecte manieren zoals in de kleutergroep. Met prentenboeken zijn de leerlingen bezig met het uitbreiden van hun woordenschat. Leerlingen krijgen vroegtijdige speels-functionele instructie op school waarbij het foneembewustzijn en klanktekenkoppeling wordt ontwikkeld. Beginnende geletterdheid jonge basisschoolleerlingen: Er wordt bij deze ontwikkelingsfase betekenisvolle instructie gegeven rondom lezen en letters. De volgende aspecten komen aan pas bij de ontwikkelingsfase beginnende geletterdheid: • Belangstelling voor boeken ïƒ boekoriëntatie • Complexere verhalen kunnen begrijpen, vertellen en doorgeven ïƒ verhaalbegrip • Realisatie rondom geschreven taal met een functie tot communicatie ïƒ geschreven taal • Het leren begrijpen om dingen op papier te zetten ïƒ relatie tussen gesproken en geschreven taal • Fonemische ontwikkeling ïƒ klankbewustzijn • Klanktekenkoppeling ïƒ alfabetische principe • Motivatie tot lezen en letters leren/ schrijven ïƒ functioneel schrijven en lezen • Technisch lezen en schrijven in eerste fase • Technisch lezen en schrijven in de tweede fase • Begrijpend lezen en schrijven   Taalbewustzijn: De aspecten die te maken hebben met de vorm van taal: de fonologische en fonemische ontwikkeling. Fonologische ontwikkeling: De leerlingen kunnen grotere klankgehelen onderscheiden zoals woorden in zinnen. • Geluiden en/of woorden van elkaar kunnen onderscheiden ïƒ auditieve discriminatie • Een zin verdelen in woorden of een meerlettergrepig woord verdelen in woorddelen en lettergrepen ïƒ auditieve analyse • Rijmen Fonemische ontwikkeling: De leerlingen leren losse klanken te onderscheiden zoals de b van boom. Dit vormt een voorspeller van leessucces. • Het kunnen isoleren van klanken in woorden ïƒ auditieve analyse • Klanken kunnen samenvoegen tot woorden ïƒ auditieve synthese • Het manipuleren van klanken in woorden Bij kleuters is het hoe rijkere associaties gelegd worden, hoe meer zintuigen van belang zijn om de letters in woorden te plaatsen en ook de emotionele beleving aan te spreken. Dit is bijvoorbeeld van papa, mama, broertje/ zusje en hond of ander huisdier. Alfabetboeken: De klanken en letters worden altijd samen aangeboden in het boek en de letters worden gecombineerd met emotie om zo grappige rijmpjes of humor te maken in een woord of tekst. Letterapps: Leerlingen kunnen letters oefenen in een game-omgeving onder de stimulerende begeleiding van een ouder/ leraar. Vaak wordt er in de letterapps het lezen van de letters en ook het schrijven van de letters verder ontwikkelt.   Verrijken van geletterdheid in de kleutergroepen: • Er wordt niet gewerkt rondom thema’s maar rondom Multi perspectivische thema’s met taalrijke prentenboeken • De prentenboeken worden herhaaldelijk aangeboden waarbij er aandacht is voor denken, smaakontwikkeling en gesprekken. • Aan het voorlezen en de gekozen thema’s worden beeldende, muzikale of theatrale verwerkingen gekoppeld. • Er wordt geoefend met schrijfhandelingen die de leerkracht voor doet. • Er wordt gebruik gemaakt van fingerpointreading waarbij de zinnen husselen. • De lettermuur, alfabetboek en letterfilmpjes zijn ondersteunend materiaal. Simultaan spreken en schrijven: Dit is dat de leraar meerdere maken per dag schrijft en tijdens het schrijven meespreekt. Het schrijven wordt geïntegreerd waar dit functioneel is. Dit wordt gedaan op het digibord of tijdens een ander moment. De functie van de leraar is dan een rolmodel. Ontwikkelingslijn bij het schrijven van letters en woorden: • Fase 1 ïƒ tekenen van woorden • Fase 2 ïƒ gebruikmaken van krabbelschrift • Fase 3 ïƒ gebruikmaken van letterachtige tekens • Fase 4 ïƒ gebruikmaken van een of meer letters uit het woord • Fase 5 ïƒ woorden schrijven met een zelfbedachte spelling ( invented spelling) Inrichting van een schrijfhoek: • Veelheid aan verschillend schrijfmateriaal • Soorten schriftdragers • Letters als voorbeeld voor de leerlingen • Zinnen uit een prentenboeken die klassikaal worden gelezen • Losgeknipte woorden uit de zinnen om zelf op volgorde te leggen • Gekopieerde pagina’s uit een alfabetboek wat de leerlingen herkennen Fingerpointreading/ husselen/ schrijven: • Stap 1 is een zin kiezen die herhaald wordt voorgelezen uit een prentenboek • Stap 2 is de zin samen voorlezen/ lezen • Stap 3 is de woorden opschrijven op het digibord • Stap 4 is de zin husselen • Stap 5 is de woorden opschrijven waar de centrale letter in voorkomt Paragraaf 5.3 tot en met 5.3.4 Klankzuivere woorden voldoen aan het fonologische principe. Dit zijn de mkm woorden ( medeklinker – klinker – medeklinker). Fase 1 de klankzuivere fase: De leerlingen leren woorden lezen. De leeshandeling, waarbij een leerling een woord ziet, de tekens kan onderscheiden , klanken kan toepassen aan de tekens en het woord verklankt. Vaardigheden zoals het grafeem/foneem koppeling. Dit is het kennen van de koppeling tussen fonemen en grafemen en auditieve synthese. De auditieve analyse is een deelvaardigheid die centraal staat bij het spellen (ook bij het schrijven) van woorden. De doelen van de klankzuivere fase: • Het correct benoemen van een groot deel van de aangeboden letters • Correct schrijven van de semifonetische spelling met de aangeboden letters. • Interesse hebben voor boekjes om zelfstandig te lezen op vrije momenten • Correct decoreren zonder tijdslimiet De deelvaardigheden van het proces van aanvankelijk lezen op een rij: • Fonemen en grafemen kunnen gekoppeld worden ( klanktekenkoppeling) • Klanken kunnen samenvoegen tot woorden ( auditieve synthese) • Een klankzuiver woord kan je verdelen in klanken ( auditieve analyse ) Visuele discriminatie: De leerlingen zien verschillen tussen losse grafemen wat blijkt dat dit weinig voorspellende waarde heeft. Visuele synthese: De leerling is in staat om een deel van een woord in 1 keer te lezen zonder het te hoeven spellen. Er wordt hierbij geoefend met wisselrijtjes waarin een deel van een woord gelijk blijft. Er wordt op deze manier een beroep gedaan op het fonologische bewustzijn ( rijmvaardigheid). Fase 2 de niet-klankzuivere fase: Deze fase duurt tot dat leerlingen eenvoudige teksten met een en twee lettergrepige woorden kunnen lezen. Er staat centraal dat de leerlingen steeds sneller en correct spellen met steeds langere woorden om klankzuivere medeklinker en klinker woorden te lezen.   Essenties van aanvankelijk lezen: • Fingerpointreading, woorden husselen, letters en woorden schrijven • Alfabetboeken en letterfilmpjes als ondersteunend materiaal • Klassikale instructiemethode aanvankelijk lezen met het digibord • Ondersteunend in de klas lezen van zinnen • Zelfstandig lezen • Creatief schrijven • Luisteren naar voorgelezen verhaal Methode veilig leren lezen: Vanaf oudsafaan is dit een structureermethode waar de leerlingen leren lezen aan de hand van globale woorden. Dit wordt geïnterpreteerd aan de hand van afbeeldingen en geanalyseerd. Efficiënt bezig zijn met aanvankelijk lezen: De leerlingen moeten zoveel mogelijk woorden, zinnen en teksten lezen binnen de voor lezen ingeroosterde tijden. Voor zwakkere leerlingen is het een andere hoeveelheid wat ze lezen. Ondersteunend lezen: Het lezen van woorden en zinnen door middel van voorlezen/ nalezen / papegaai lezen, koorlezen of duolezen. Het is van belang om als aanvankelijke lezers te veel moeten puzzelen op woorden of fouten lezen. Aandachtspunten voor ondersteunend lezen: • Voor sommige leerlingen helpt het om een nieuwe letter of woordje visueel te maken aan de hand van een geheugensteuntje. • Leerlingen moeten beleven en begrijpen wat er staat. Dit kan je doen met enige enthousiasmerende en betekenisvolle interactie. Zelfstandig vrij lezen: Leerlingen leren hierbij dat zelfstandig tijd moeten besteden met het lezen van een boek. De leerlingen kunnen dan een boek halen in de bibliotheek die aansluit bij hun interesses.   Fases bij connect klanken en letters aan de instructietafels: 1. Klankbewustzijn 2. Koppeling van klanken en teken 3. Automatiseren 4. Woorden schrijven 5. Woorden lezen 6. Stukje van het boek voorlezen Fases bij connect klanken en letters klassikaal: Dag 1: 1. Introductie van de nieuwe letter 2. Woorden bedenken met de nieuwe letter 3. Automatiseren van de letterkennis van de nieuwe letters en de aangeboden letters 4. Woorden schrijven, lezen en controle van de kennis Dag 2: 1. Herhalingsoefeningen 2. Lettertraining 3. Connectrijtjes lezen 4. Connect woorden lezen in wisselende volgorde Dag 3: 1. Herhaling nieuwe letter en lettertraining 2. Connectwoorden in wisselende volgorde door leerlingen laten lezen 3. Herhaling connectoren in wisselende volgorde 4. Zinnen/ stukjes tekst uit de boekjes lezen   Paragraaf 5.4 tot en met paragraaf 5.4.4 Het doel van leesonderwijs en leeshandelingen is dat leerlingen zelfstandige en gemotiveerde lezers kunnen worden die van teksten kunnen leren en ervan kunnen genieten. Het werkgeheugen blijft beschikbaar voor het schakelstation om te kunnen komen tot begrip en leren van de tekst. Door didactische verwaarlozing kan de leesvaardigheid afnemen. Tussendoelen SLO: Het is belangrijk dat leerlingen verschillende technieken gebruiken om woorden snel en nauwkeurig te herkennen en om een tekst goed te kunnen lezen. Om een tekst goed te kunnen lezen moeten de leestekens op de goede manier gebruiken, groepen van woorden als geheel kunnen lezen, met juiste dynamische en melodische accenten kunnen lezen, een goed tempo kunnen aanhouden en rekening houden met het publiek. LIST: • Aantrekkelijk boekenaanbod • Hardopleesaanpak HOMMEL • Stilleesaanpak ( vrij lezen) • Boekpromotie en interactie • Ondersteuning Mattheuseffect: Doordat er op scholen zelf lezen werd gepropageerd had dit het gevolg dat vooral de betere leerlingen veel voor zich zelf lazen, terwijl de zwakkere daar nooit aan toe kwamen. BAVI-lezen: Leerlingen lezen regelmatig in het zelf gekozen boek en wordt ervan uitgegaan dat leerlingen vanaf AVI M4/ E4 dagelijks vrij lezen. Basisaspecten voor het vrij lezen: • Boekenaanbod • Tijd voor het lezen • Focus tijdens het lezen • Herhaling van het lezen • Sociale interactie/ motivatie ( boekbespreking) • Modeling om leerlingen op weg te helpen • Scaffolding   Paragraaf 5.5 tot en met paragraaf 5.5.4 Leesmotivatie: De essentie van het leesonderwijs. De leerling draagt lezersidentiteit bij zich en wat is ontwikkelt. De leraar kent zichzelf als lezer en weet wat voor soort genre boeken hij of zij leuk vindt. Ook heeft het te maken met de basisbehoeften van een kind. Intrinsiek gemotiveerd: Je hebt dan de boeken gevonden die echt bij je passen. Extrinsieke motivatie: Je wordt door externe factoren gestimuleerd tot lezen. Bijvoorbeeld dat je moet lezen tijdens het ingeroosterde moment. Dit wordt verholpen door met beloningen te werken voor de aantal bladzijdes die de leerlingen hebben gelezen. Positieve leescultuur: Dit gaat samen met vanzelfsprekendheid. Dit is te zien aan de richting van de school. Ook in het rooster van de school is het beschreven dat lezen en voorlezen van belang zijn. Literaire competentie: Je kan op een meer metacognitieve manier over boeken praten en denken. Je herkent de literaire elementen in fictie, je verbindt teksten met de werkelijkheid en kan dit beargumenteren. Dit kan alleen worden ontwikkelt in een positieve leescultuur. Er worden dan basisvragen gesteld om in te gaan op de verbanden. Manieren voor leesmotivatie in de praktijk: • Het beslissende boek ïƒ de leerling vertelt waarom hij of zij dit het beslissende boek vindt. • Boekpresentatie ïƒ aan de hand van een presentatie wordt er vertelt waarom hij of zij dit een lek boek vind. • Opdrachten bij een boek ïƒ de leerlingen letten hierbij meer op details van een boek.   Hoofdstuk 5 beginnende geletterdheid Paragraaf 1 geletterdheid: Geletterdheid: De belangstelling voor het geschreven woord en de inzichten die kinderen ontwikkelen in de functies van geschreven taal. Bij oudere leerlingen gaat het ook over het vermogen om te lezen en te schrijven. Geletterdheid heeft betrekking tot de volgende aspecten: • Boekorientatie • Verhaalbegrip • Functies van geschreven taal • Relatie tussen gesproken en geschreven taal • Taalbewustzijn • Alfabetisch principe • Functioneel schrijven en lezen • Technisch lezen en schrijven start • Technisch lezen en schrijven vervolg • Begrijpend lezen en schrijven Functionele geletterdheid: De vaardigheid om zich in een geletterde samenleving te kunnen redden. Dit word bepaalt door de vaardigheid van technisch lezen zoals de AVI en DMT toetsen. Fasen van de geletterdheid: 1. Ontluikende geletterdheid Geletterdheidsontwikkeling begint al in de voorschoolse periode (0-4 jaar) en verloopt, net als mondelinge taal, op een spontane manier. Interactie tussen kind en ouder speelt hierbij een belangrijke rol. Door te praten over taal en samen te reflecteren op wat gezegd wordt, ontwikkelen kinderen makkelijker inzichten in geschreven taal. 2. Beginnende geletterdheid Heeft betrekking op de ontwikkeling van de geletterdheid bij leerlingen in de groepen 1 tot en met 3. De meeste leerlingen komen al met kennis binnen op school door het voorgelezen worden, taalspelletjes, digitale filmpjes en stempelen. Deze fase omvat ook het aanvankelijk lezen. 3. Gevorderde geletterdheid Heeft betrekking op de ontwikkeling na groep 3 en omvat het voortgezet lezen maar ook het stellen. De leerlingen leren steeds sneller woorden herkennen en richten ze hun aandacht op de betekenis en bedoeling van een tekst. Begrijpend lezen en stellen is essentieel. Paragraaf 2 tussendoelen beginnende geletterdheid: De tussendoelen van beginnende geletterdheid hebben betrekking op aanvankelijk, technisch en begrijpend lezen. Bij diverse methodes en met materialen waarmee je gericht kunt werken aan de ontwikkeling van kinderen wordt er ondertussen ook gewerkt aan de tussendoelen. Tussendoelen beginnende geletterdheid: 1. Boekoriëntatie • Kinderen begrijpen de illustraties en de tekst samen • Kinderen weten hoe een boek wordt gelezen • Kinderen weten dat een verhaal een opbouw heeft • Kinderen kunnen de inhoud van een boek voorspellen door de omslag • Kinderen weten en kunnen vragen stellen over het boek 2. Verhaalbegrip • Kinderen begrijpen de taal van een voorleesboek • Kinderen weten dat verhalen zijn opgebouwd door een situatieschets • Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal naspelen • Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen • Kinderen kunnen naspelen zonder illustraties 3. Functies van de geschreven taal • Taalproducten hebben een communicatief doel • Symbolen verwijzen naar taalhandelingen • Kinderen zijn bewust van permanente karakters • Tekens kunnen communicatie produceren • Er is sprake van lezen of schrijven 4. Relatie tussen gesproken en geschreven taal • Gesproken taal kan vastgelegd worden door audiovisuele middelen • Geschreven woorden kunnen uitgesproken worden • Woorden als globale eenheden lezen en schrijven 5. Taalbewustzijn • Kinderen kunnen woorden in zinnen onderscheiden • Onderscheid maken tussen vorm en betekenis • Kinderen kunnen woorden in klankgroepen verdelen • Kinderen kunnen reageren op spelen met klankpatronen • Kinderen kunnen fonemen in woorden onderscheiden 6. Alfabetische principe • Kinderen kunnen ontdekken dat klanken kunnen corresponderen • Kinderen kunnen door foneem- grafeemkoppeling lezen en schrijven   7. Functioneel schrijven en lezen • Kinderen schrijven functionele teksten • Kinderen lezen zelfstandig boeken 8. Technisch lezen en schrijven, start • Kinderen kennen de meeste letters • Kinderen kunnen klankzuivere woorden ont sleutelen • Kinderen kunnen klankzuivere woorden schrijven 9. Technisch lezen en schrijven, vervolg • Kinderen lezen en spellen klankzuivere woorden • Kinderen lezen korte woorden met afwijkende spellingspatronen • Kinderen maken gebruik van een breed scala • Kinderen herkennen woorden automatisch 10. Begrijpend lezen en schrijven • Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve boeken • Kinderen begrijpen eenvoudige verhalen en informatieve teksten • Kinderen gebruiken geschreven taal als een communicatiemiddel   Paragraaf 3 ontwikkeling van geletterdheid: Spontane schrijfontwikkelingen: De geluidjes die de leerlingen vanaf jongs af aan maken hebben te maken met de meta linguïstisch bewustzijn. Dat is het vermogen om na te dneken over de vorm en het gebruik van taal en om er onbewuste kennis over de regels in de taal te verwoorden. Voor het schrijven is dit belangrijk omdat de kindren dan nadenken over welke klanken er in woorden zitten. fases van spontane schrijfontwikkelingen: 1. Tekenen van woorden Een kind maakt nog geen onderscheid tussen schrijven en tekenen maar heeft al wel ontdekt dat je woorden op papier kan zetten. 2. Het krabbelen van nog niet herkenbare lettertekens Het kind heeft door dat voor schrijven meer abstractere tekens worden gebruikt 3. Het schrijven van letterachtige vormen of letters Als een kind ontdekt dat woorden zijn opgebouwd uit letters zit hij in deze fase. 4. Het weergeven van woorden door 1 of enkele letters het fonologische bewustzijn van een kind is al zo ver ontwikkeld dat een kind enige notie heeft van klank-letter-koppeling. Dit is de bekende beginklank of het schrijven van links naar rechts. 5. Invented spelling Het besef is er van de klankletterkoppeling en is nog sterker ontwikkeld en schrijven kinderen klanken en woorden zoals ze die horen. Spontane leesontwikkeling: Kinderen die spontaan leren lezen, maken zich vooral via het schrijven van de klank-letter-koppeling eigen. Pseudolezen: De eerste stap in de leesontwikkeling waar kinderen leesgedrag imiteren. Dit doen de leerlingen door een vaak voorgelezen boek ook aan hun zelf voor te lezen. In de ontwikkeling is het waarbij kinderen zich steeds meer verschillende vormen van leesgedrag eigen maken met de volgende leesgedragingen: • Commentaar geven op de plaatjes Kinderen benoemen wat ze op het plaatje zien • Het volgen van het verhaal op de plaatjes Met behulp van de plaatjes kan het kind de verhaallijn volgen • Een verhaal weergeven in dialoogvorm Er wordt gesproken met stemmetjes om de verhaallijn te volgen • Een verhaal weergeven in monoloogvorm Kinderen kunnen het hele verhaal navertellen met intonaties • Een verhaalweergeven in een mengeling van spreektaal en schrijftaal Kinderen worden zich er van bewust hoe je een verhaal voorleest • Het memoriseren van teksten Kinderen raken gericht op het letterlijk reproduceren van het boek Spontaan lezen: 1. Globaal leen van bekende woorden De kinderen maken gebruik van een visuele woordvorm. Ze herkennen woorden door een aantal kenmerkende visuele eigenschappen. 2. Lezen door analyse van bekende woorden Kinderen gaan bekende woorden met elkaar vergelijken en komen tot de ontdekking dat woorden zijn opgebouwd uit letters. Dit gebeurt veel via rijmwoorden. 3. Zelfstandig lezen van nieuwe woorden Kinderen zijn in staat om zelfstandig nieuwe woorden te lezen. Het rijmen speelt hier ook een grote rol in. Fases in het lezen van woorden: • De pre-alfabetische fase Wanneer kinderen nog niet naar school gaan door weinig kennis van letters en weten nog niet dat woorden zijn opgebouwd uit klanken. • De partieel alfabetische fase Als kinderen woorden lezen op de grond van 1 of enkele letters is dit de fase. Ze zijn nog niet instaat om alle letters in een woord te verklanken. • De volledig alfabetische fase De kinderen kennen alle letters en kunnen deze in woorden verklanken. • De geconsolideerde alfabetische fase Het lezen van vloeiend en vlot en kunnen kinderen snel combinaties maken van letters die ze herkennen. • De geautomatiseerde alfabetische fase Het eindpunt van de leesontwikkeling en wordt gekenmerkt door het flexibel toepassen van verschillende leesstrategieën.   Paragraaf 4 auditieve vaardigheden: Fonologische bewustzijn: Het vermogen om te kunnen reflecteren op de klankvorm van de taal. Het is een onderdeel van meta linguïstische bewustzijn of ook wel taalbewustzijn. Dit begint rond het derde levensjaar van een kind. Fonemische bewustzijn: Het besef dat woorden uit fonemen zijn opgebouwd. Fonemen zijn klanken die door een letter of een combinatie van letters worden weergegeven. Dit is een klank die betekenisverschil tussen woorden die wordt veroorzaakt. Auditieve vaardigheden: Met behulp van fonologische en fonemische bewustzijn is een kind in staat om auditieve vaardigheden toe te passen zodat hij met behulp van zijn gehoor in woorden klanken kan onderscheiden. Het onderscheiden van klanken in een woord is het belangrijkste maar daar liggen vaardigheden aan vast. Auditieve objectiviteit Dit betekent dat een kind leert luisteren naar de klank van een woord, zonder zich te laten afleiden door de betekenis. Voorbeeld: Het kind hoort het woord "kat" en moet zeggen of dat begint met dezelfde klank als "kaas", zonder dat het iets met katten of kaas te maken heeft. Auditieve discriminatie Het vermogen om kleine verschillen in klanken of woorden te horen. Dit is belangrijk bij het leren lezen en spellen. Voorbeeld: Horen dat "tak" en "dak" verschillend zijn, ook al lijken ze erg op elkaar. Auditieve analyse Een kind leert een woord in losse klanken (fonemen) te splitsen. Dit is nodig om te kunnen spellen. Voorbeeld: Het woord "boom" hoor je als: /b/ - /oo/ - /m/. Auditieve synthese Losse klanken worden aan elkaar geplakt tot een woord. Dit is belangrijk bij het leren lezen. Voorbeeld: Als een kind de klanken /r/ - /aa/ - /m/ hoort, zegt het: "raam".   Temporeel ordenen Het kind onthoudt de volgorde waarin klanken worden uitgesproken. Dit helpt bij het correct spellen van woorden. Voorbeeld: In het woord "klas" hoor je eerst de /k/, dan /l/, daarna /a/, en tot slot /s/. Klankpositie bepalen Het kind leert waar in een woord een bepaalde klank zit: aan het begin, in het midden of aan het eind. Voorbeeld: In het woord "maan" zit de /m/ vooraan en de /n/ achteraan.   Paragraaf 5 visuele vaardigheden: Visuele discriminatie Het vermogen om kleine verschillen tussen letters of woorden te zien. Dit is belangrijk om bijvoorbeeld de letters b en d of woorden als pan en pen uit elkaar te kunnen houden. Voorbeeld: Het kind ziet het verschil tussen de woorden bal en bel. Visuele analyse Het herkennen van losse letters in een woord. Dit is nodig om een woord goed te kunnen lezen of spellen. Voorbeeld: In het woord boom herkent het kind de letters b, o, o, m. Visuele synthese Het samenvoegen van losse letters tot een woord. Dit is belangrijk bij het leren lezen. Voorbeeld: Het kind ziet de letters r, o, o, s en leest het woord roos. Spatieel ordenen Het onthouden van de volgorde van letters in een woord. Dit is belangrijk om letters in de juiste volgorde te schrijven of lezen. Voorbeeld: Het kind weet dat in het woord stok de s eerst komt en de k als laatste. Letterpositie bepalen Het kind kan aangeven waar een specifieke letter zich in het woord bevindt (vooraan, midden of achteraan). Voorbeeld: In het woord boom zit de m aan het eind en de b vooraan.